Jeugdsentiment Door Kees Zwaan voor Rabbits60.nl  Als 13-jarige jongen bouwde ik een kristalontvanger. De Pionier van Philips. Door een oortelefoontje hoorde ik radio Luxemburg. Een jaar later had ik een kleine rood transistorradiootje die ik al lopend voor mijn oor hield. Luisterend naar jaren zestig muziek. Ook in het plaatselijke cafeetje was er muziek. Daar stond een jukebox. Peter Koelewijn probeerde zijn vrouw van het dak af te zingen. Inworp: een dubbeltje.  Dat was heel bijzonder. Om op zolder ook muziek te kunnen horen plugde ik een draad in de radio beneden en stak die door een gat in het plafond en sloot hem aan op een oude luidspreker. Zo kon ik boven ook luisteren. Naar de muziek van toen: Cliff Richard, Elvis Presley en Buddy Holly. Wij luisterden dikwijls naar de spannende afleveringen van Paul Vlaanderen. Het was de tijd van hoorspelen en de begintijd van de televisie. In ons dorp waren slechts twee televisies aanwezig. De meeste gezinnen konden zich zo’n duur apparaat niet veroorloven. Soms mochten we teevee kijken in de huiskamer van de familie de Graaf of in het plaatselijke cafeetje van Tante Sonja. Natuurlijk in zwart-wit. Onder het genot van een  flesje echte cola en een zakje chips. Met een klein blauw zakje zout. De mensen in Grote Keeten hadden het niet breed. Ook ons gezin niet. Vader moest met een kleine veestapel en enkele hectares land de kost verdienen. Dagelijks leverde hij de melk in. In melkbussen. Ook verdiende hij geld met het uitventen van zelf geteelde aardappelen. Maar daar kwam in 1962 de klad in. Er zat vergif in het veevoer. De een na de andere koe werd ziek en gaf geen melk meer. En lege melkbussen betekenden geen geld. En geen eten. Moeder kwam op het idee te gaan verhuizen naar Enschede. Zij had een advertentie van textielfabriek Menko gelezen. De firma Menko zocht gezinnen die bereid waren in de textiel te gaan werken. En dat gebeurde. We verhuisden in 1962 vanuit de Kop van Noordholland naar het Oosten van het land. Naar Twente. Naar de Tukkers. Als 14-jarige jongen stond ik in de zengerij van de firma Menko. De ruwe stof werd door een machine geleid waarin de uitstekende vezeltjes er werden afgebrand. Aan het eind van de machine rolde de gladde Terlenka eruit waarna de stof naar de blekerij ging. Op een zestiende-eeuws schilderij van Breugel staan  boeren  afgebeeld die een varken boven een vuur houden om de haren er af te branden. Dat wordt ook zengen genoemd. Als 15-jarige liep ik tussen de spinmachines van de firma Menko. Als er een draadje was gebroken moest ik met een speciaal handigheidje de draden weer aan elkaar “lappen”.  Ik had al gauw door dat dat niet mijn levensbestemming kon zijn. Alles behalve een roeping, dat werk. Stof en een hoop lawaai (ook: textielbeat). Stel je voor dat je 40 jaar in zo’n omgeving moet verblijven om brood op de plank te krijgen. Mijn carrière in de textiel was dan ook snel voorbij en volkomen mislukt. Bovendien bleek het voor ons, rasechte Noordhollanders, heel moeilijk om in het Tukkersland te aarden. Toen ik de leeftijd waarop je een bromfiets mocht besturen had bereikt, was er al snel een Typhoon. Gekocht voor zeshonderd gulden. Ik weet nog dat ik op weg naar dansles in botsing kwam met een volkswagen. Ik kwam er zonder kleerscheuren van af. En mijn mooie brommer ook. Dansles werd gegeven door de heer Harberink. Deze Joodse man had veel meegemaakt en vertelde wel eens over zijn verblijf in een concentratiekamp. Hij had gezien dat een nazi-misdadiger babies tegen een muur doodsloeg. Ipo Oosterhuis en Harrie Stegehuis zaten ook op dansles. Ipo wist heel goed maat te houden en kon goed dansen. Harrie niet. Die had totaal geen gevoel voor ritme. Terug naar huis deden we de chachacha nog eens over. Maar nu niet met de voeten en de heupen, maar met de gashendel. In die jaren heb ik op verschillende plekken gewerkt. Maar telkens voor korte tijd. In Gronau bij Eilermark, een textielfabriek. In Vreden bij een Jutespinnerei. We stapten in een volkswagenbusje en werden samen met andere jongeren naar de werkplek gebracht. Bij Qualitex in Enschede zat ik achter een machine die automatisch koperdraad wikkelde om ankers, dat zijn de draaiende delen in electromotoren. Daar werkte Tineke Helmhout, een knappe blondine die mij op een goede dag meenam naar de Sloep. Zij bleek te zingen in een bandje. In de Sloep zong zij de sterren van de hemel. Ipo liet mij vol trots zijn gitaar zien en speelde een nummer van de Beatles. Via de radio in de huiskamer van zijn ouders. Hij vertelde mij bezig te zijn met de oprichting van een beatband. Vele jaren later kwam ik er achter dat hij met zijn band HUN zeer succesvol was in Enschede en omstreken. De firma Menko had uit het hele land gezinnen geronseld. Naast ons in de Jekerstraat woonde een gezin uit Groningen. En aan de andere kant woonde Ria Eggert die veel met mijn jongere zus Roos optrok. Ik was verlegen, maar Ria nog meer . Zij kwam nooit binnen, maar bleef altijd bij de buitendeur staan. Mekkelholt/Deppenbroek bestond uit nieuwbouw. Doorzonwoningen en flats. Veel enkelglas. Er was volop goedkoop Gronings gas. Voor het eerst in mijn leven maakte ik gebruik van een douche in de woning aan de Jekerstraat 51. Wat een luxe! Ons huisje in Grote Keeten had alleen maar een wastafel. En als je heel schoon moest worden ging je in de teil. Je grote boodschap moest je buiten in een “huisje” achterlaten. Een emmer ving de bruine substantie op. Toch was het leven in de stad Enschede niet zo luxueus. De lonen waren bijzonder laag. Voor mij als jonge tiener had de firma Menko maar zo’n acht tot tien euro per week over. Mijn vader beurde ongeveer tachtig euro per week. Er wordt wel beweerd dat de firma Menko een goed sociaal beleid voerde, maar daar heb ik weinig van gemerkt. De lonen moesten wel laag zijn om te kunnen concurreren met andere landen. In 1973 is die slag verloren door  de firma Menko. Al in de jaren zestig wist men dat de textielindustrie geen lang leven meer beschoren was. In de jaren zestig bestond er een leerplicht. Tot je zestiende moest je een bepaald aantal uren per week naar school. Voor de firma Menko was een aantal plaatsen op de textielschool gereserveerd. Een reisje naar Texel stond ook in het leerprogramma. Het was de tijd van de Beatles. Een grote rage. Beatleschoenen en beatlejasjes: iedere zichzelf respecterende jongeman schafte ze aan. En liet zijn haar groeien. In navolging van al die beatgroepen. Ook wij lieten onze haren groeien en trokken die lange puntschoenen aan. Langharig, werkschuw tuig. Langharig ja, maar werkschuw? Ja, fabriekswerk was niet mijn hobbie. Langs een alternatieve leerroute ben ik tenslotte in de Zorg terechtgekomen. In de loop van de jaren zeventig werden  jongens met lang haar geaccepteerd. Vooral in de Zorg. Ik moest mijn haar wel in een staart dragen. Uit oogpunt van hygiëne. Stel je voor dat je haren in een door jou te verzorgen wond hangen. Dat zou niet fris zijn. Nu, in 2013, denk ik terug aan de Zestiger Jaren. En:  had ik het allemaal niet een beetje anders kunnen doen? Jeugdsentiment, nostalgische gevoelens. De Zestiger Jaren komen niet terug. Zij waren éénmalig. Zij verdienen wél met hoofdletters te worden geschreven. Alleen al vanwege de muziek die toen werd geproduceerd…